In een tijd waarop de rente op een spaarrekening maar net 1% bedraagt, vraagt de fiscus in box 3 maar liefst 1,2% vermogensrendementsheffing. Dat is een belastingdruk op de inkomsten van 120%. Dat lijkt onredelijk. Dat is het ook besliste het Hof Den Haag in eerdere rechtspraak over verhuur onroerend goed.
Op dit moment worden er dan ook tal van bezwaarschriften ingediend tegen de box 3 heffing. Deze is dermate hoog dat dit in strijd is met het fair-balance principe en op grond van Europees recht is dat niet toegestaan. Wanneer u hieronder klikt treft u een model aan om bezwaar te maken. Bezwaar is mogelijk voor de jaren waarvoor de bezwaartermijn nog niet is verstreken.
Uiteraard kunt u ook contact op nemen met uw relatiebeheerder bij HoogeveenLuigjes om het bezwaar voor u in te stellen.
Model bezwaar box 3 heffing
Belastingdienst
Postbus
0000 AA PLAATS
Betreft bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 201. t.n.v. NAAM met als aanslagnummer …………………
Geachte heer, mevrouw,
Hierbij maak ik ter behoud van rechten bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting premie /volksverzekeringen 201. met aanslagnummer…………. Het bezwaar ziet op de box 3-heffing (belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, hoofdstuk 5, Wet inkomstenbelasting 2001).
Box 3
Het box 3-systeem veronderstelt dat belastingplichtigen op hun voor sparen/beleggen beschikbare vermogen een rendement behalen van netto 4%. Hierover is vervolgens een heffing verschuldigd van 30%. Per saldo is dus 1,2% belasting verschuldigd over de waarde van het vermogen zoals aanwezig op de peildatum (artikel 5.2 Wet inkomstenbelasting 2001).
Strijd met EVRM
De heffing van box 3 drukt in dit geval veel te zwaar op het daadwerkelijk behaalde rendement op het vermogen. Hierdoor is sprake van inbreuk op het recht van eigendom; er is een ‘excessive burden’ in de zin van artikel 1 Eerste Protocol EVRM. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat de wetgever uitgaat van een jaarlijks (fictief) rendement van 4%. Een dergelijk rendement is in de huidige markt nauwelijks haalbaar.
Cruciaal is dat de wetgever de fictie van 4% rendement destijds (in de aanloop naar 2001) heeft verdedigd met de bewering dat hier geen tegenbewijsregeling voor het in het leven hoefde te worden geroepen omdat de fictie op een zodanig niveau (4%) is vastgesteld “dat iedereen in staat is om, zeker indien dit over een wat langere periode wordt bezien, dit rendement zonder risico te kunnen behalen” (Memorie van Toelichting, Kamerstukken 26 727, nr. 3, blz. 39). CBS cijfers tonen aan dat de gemiddelde spaarrente gedurende de jaren 2001 tot en met heden, bijna nooit hoger is geweest dan 2,35%. Het veronderstelde jaarlijkse (fictief) rendement van 4%, is dus niet gehaald. Wij verzoeken u dan ook de aanslag te vernietigen.
Hoorgesprek
Op een hoorgesprek wordt geen prijs gesteld.
Proefproces
Wij hebben er geen bezwaar tegen als dit bezwaarschrift wordt aangehouden tot er een onherroepelijk vaststaande uitspraak is inzake de proefprocedure van de Bond voor Belastingbetalers.
Wij behouden ons tevens het recht voor om dit bezwaarschrift aan te vullen met nadere feiten en motivering.
Met vriendelijke groet,
……………………………