Bent u van plan een gesubsidieerd product of dienst aan te bieden die gratis opengesteld is voor publiek, maar die rechtstreeks en onmiddellijk verband houdt met btw-belaste prestaties? Hiermee ontstaat recht op aftrek van inkoop-btw! Lees hieronder het voorbeeld van het Litouwse bedrijf Sveda.
Sveda liet een looppad aanleggen dat voor 90% gesubsidieerd werd door de overheid. Zelf betaalde het bedrijf 10%. De ondernemer had ook de BTW op de kosten voor de aanleg van het pad in aftrek gebracht. Deze aftrek van voorbelasting werd door de Belastingdienst niet toegestaan. Volgens de fiscus dienden de aangekochte goederen en diensten voor dit looppad niet voor BTW-belaste activiteiten.
Oordeel Hof van Justitie (HvJ)
Het HvJ kwam eraan te pas en oordeelde dat Sveda als BTW-ondernemer heeft gehandeld. De aanleg van het looppad was een manier om het uiteindelijke economische doel te kunnen realiseren, namelijk tegen betaling diensten en goederen aanbieden aan het publiek. Het rechtstreekse en onmiddellijke verband tussen de vervaardiging van de investeringsgoederen en -diensten met betrekking tot de aanleg van het pad en de belaste economische activiteiten was aanwezig volgens het HvJ. Op grond van de BTW-richtlijn ontstaat op deze manier recht op aftrek van de inkoop-BTW.
Gevolgen voor de praktijk
Voor het recht op aftrek van inkoop-BTW maakt het in beginsel niet uit of de activiteit gesubsidieerd is door de overheid. Ook het feit dat er geen BTW-belaste prestaties verricht worden ten aanzien van de activiteit zelf (“gratis toegang”) doet geen afbreuk aan dit recht. Wel is van belang dat er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat met BTW-belaste prestaties. Dit moet een objectief doel zijn. Het is aan de nationale rechter om dit verband op basis van objectieve gegevens te controleren.