Een expat die tijdelijk in een ander land werkt en woont, kan daar mooie en duurzame consumptiegoederen vaak voor minder geld kopen dan in Nederland. Een auto bijvoorbeeld. Die goederen kan hij bij terugkeer naar Nederland vrij van invoerrechten importeren, als onderdeel van zijn verhuisboedel, mits hij zijn ‘normale verblijfplaats’ in dat andere land had. De Hoge Raad heeft dit recent nog eens bevestigd.
Waar ging het om: belanghebbende in deze procedure verbleef ruim drie jaar in Qatar en had daar zoveel zakelijke én privécontacten dat het permanente centrum van zijn belangen daar lag. Dat zijn vrouw en kinderen in Nederland bleven wonen en dat hij die regelmatig ging bezoeken, deed daar niet aan af. Dat leverde hem een mooie Porsche, vrij van invoerrechten en BPM in Nederland op!
De Hoge Raad stelde dat de normale verblijfplaats in het jaar voor verhuizing in het andere land moest zijn gelegen. De normale verblijfplaats is de plaats waar de expat het permanente centrum van zijn belangen heeft gevestigd. Bij de beoordeling daarvan moeten alle relevante feiten meegenomen worden, zonder voorrang geven aan verbindingen van persoonlijke aard. Als belanghebbende in de werkstaat – in dit geval Qatar – zowel persoonlijke als beroepsmatige verbindingen heeft en in de EU-lidstaat – in dit geval Nederland – alleen verbindingen van persoonlijke aard, moet er een afweging plaatsvinden. En daarbij is vooral de duur van het verblijf in de werkstaat van belang. De Hoge Raad besliste dat uit de feiten en omstandigheden. In de berechte casus bleek dat belanghebbende tijdens uitzending zijn normale verblijfplaats in Qatar had. Belanghebbende had daarom recht op de verhuisboedelvrijstelling.