Sinds 2001 kennen wij in Nederland de vermogensrendementsheffing. De laatste jaren is er veel discussie over de hoogte van het behaalde rendement. De Hoge Raad heeft hier op 10 juni haar visie op gegeven. Per 1 januari 2017 verandert er een en ander in de regeling. Wij zochten het voor u uit.
Vermogensrendementsheffing is de inkomstenbelasting die u betaalt over rendement van vermogen en beleggingen in Box 3, exclusief de eigen woning of het hoofdverblijf. Deze heffing wordt bepaald door uit te gaan van een fictief rendement van 4% over het saldo van vermogen minus schulden, exclusief de eigenwoning(-schuld). Hierover wordt 30% inkomstenbelasting geheven.
4% te hoog?
Dit systeem heeft als voordeel dat u relatief weinig belasting betaalt als u meer dan 4% rendement over het vermogen in een jaar behaalt. Valt echter het behaalde rendement lager uit dan 4%, dan betaalt u relatief veel belasting. De laatste jaren is, mede door de economische crisis, het behaalde rendement vaak lager dan 4%. En dus ontstaat er discussie: is het fictieve rendement van 4% niet te hoog vastgesteld? De Hoge Raad heeft hier in haar arrest van 10 juni haar mening over gegeven.
Casus: vakantiewoning in Noorwegen
Een inwoner uit Noorwegen bezit een Nederlandse vakantiewoning. Hij vindt dat de verschuldigde inkomstenbelasting in Nederland over het inkomen uit sparen en beleggen in Box 3 (in dit geval de vakantiewoning) een buitensporige last vormt. Het Hof Den Haag heeft deze stelling verworpen: het Hof vindt dat de Nederlandse systematiek met betrekking tot belastingheffing over vermogen – en daaruit volgend inkomen – niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ook is de wetgever bij de invoering van de huidige wetgeving binnen de geldende beoordelingsruimte gebleven.
De Hoge Raad bevestigde in haar arrest van 10 juni de overweging van het Hof Den Haag. Wel bracht zij een nuance aan: komt vast te staan dat het fictieve rendement van 4% voor een lange reeks jaren voor particuliere beleggers niet haalbaar is, kan er wel sprake zijn van schending van artikel 1 EP EVRM. In die situatie kan van de wetgever verlangd worden dat de hoogte van het fictieve rendement moet worden aangepast. Voor het jaar 2011 was hier volgens de Hoge Raad nog geen sprake van. Het huidige systeem van de vermogensrendementsheffing blijft daarom voorlopig nog bestaan.
Wijzigingen per januari 2017
Vanaf 1 januari 2017 verandert er een en ander:
- Het fictieve rendement van 4% wordt losgelaten. Bij het rendement op spaargeld wordt gekeken naar een vijfjarig gemiddelde van bijvoorbeeld de rentestand voor direct opeisbare spaartegoeden. De Nederlandsche Bank publiceert deze.
- Er wordt onderscheid gemaakt naar spaartegoeden en overige beleggingen. Hoe hoger het vermogen wordt, hoe hoger het aandeel aan beleggingen moet zijn. Afhankelijk van de hoogte van het vermogen stijgt de hoogte van het fictieve rendement.
- Vanaf 2017 wordt voor spaartegoeden een fictief rendement van 1,63% gehanteerd. Voor overige beleggingen geldt een fictief rendement van 5,5%, Deze twee rendementen worden, afhankelijk van de hoogte van het vermogen, gewogen om zo aan een gemiddeld fictief rendement te komen.
- Er geldt nog wel een heffingsvrij vermogen van € 25.000,- per persoon. Het tarief aan inkomstenbelasting, dat over het fictief rendement wordt geheven, blijft vooralsnog 30%.
Deze fictieve rendementen worden gehanteerd:
Box 3-vermogen | Fictief rendement |
0 – 25.000 | 0% |
25.000 – 100.000 | 2,9% (nu 4%) |
100.000 – 1.000.000 | 4,7% (nu 4%) |
Meer dan 1.000.000 | 5,5% (nu 4%) |
Tegemoetkoming particuliere beleggers
De Nederlandse fiscus komt hier de kleine particuliere beleggers tegemoet. Echter: zodra uw vermogen meer bedraagt dan € 100.000,- gaat u fors meer inkomstenbelasting betalen. Er wordt dan namelijk uitgegaan van een (nog) hoger fictief rendement. De jurisprudentie heeft zich nu uitgesproken over een fictief rendement van 4%. Bij de hogere vermogens loopt het tarief nu nog meer op. Te verwachten is, dat de komende jaren nog de nodige procedures over de vermogensrendementsheffing volgen.